Zoals ik in een eerder blog al schreef is vertrouwen één van de kernwoorden als je met programmaleiders spreekt over leidinggeven. 15 van de 17 programmaleiders die geïnterviewd zijn, gebruiken dat woord 47 keer, dus gemiddeld drie keer in één gesprek. Geïnspireerd door Han Nichting zijn ruim 20 deelnemers op het PGMOpen op vertrouwen doorgegaan.
Intrigerend vind ik zelf het begrip macht. Het gebruik ervan is minder dan van het woord vertrowen: 12 programmaleiders noemen het gemiddeld ruim 2 keer per gesprek. Vaak in combinatie met een negatieve betekenis: machtsspelletje, onmacht, machtspositie en “met de vuist op tafel slaan”. Reden voor mij om naar de sessie met Jeroen Fukken en Dirk-Jan de Bruyn te gaan. Lees verder Vertrouwen en macht→
Tijdens het PGM Open van 4 februari 2016 hebben wij ons boek Program Canvas gelanceerd. Samen met Björn Prevaas en Hans Cremer hebben wij dit krachtige instrument voor het vormgeven van een programma gelanceerd.
In twee workshops hebben Björn en ik het canvas zelf, de bijbehorende hulpvragen en posters aan ruim 40 deelnemers voorgelegd. Met veel enthousiasme hebben zij aan hun eigen programma gewerkt, de hulpvragen tegen het licht gehouden en nagedacht over de toepassing van het canvas in hun eigen organisatie.
Op de site van het PGM Open zullen de uitkomsten van allerlei sessies worden gepubliceerd.
Met grote vertraging heb ik eindelijk het boek van Joris Luyendijk (Dit kan niet waar zijn) gelezen. Naast de amoraliteit die overheerst in het zakenbankieren, viel mij een typologie van bankiers op: neutralen, tandenknarsers, masters of the universe, zeepbelbankiers, waanbankiers en koele kikkers. Lees verder Ethiek van programmamanagers→
“Programmasturing is een vak!” Deze uitroep doet Philippe Raets, de gemeentesecretaris van Rotterdam in de leidraad die Hans van der Heijden en zijn collega’s hebben opgesteld voor programmamanagement. Geen mooier moment voor mij om zoiets in handen te krijgen. Juist gisteren hebben ruim 50 geïnteresseerden in programmamanagement de toekomst van dit vak verkend tijdens een speciale bijeenkomst ter gelegenheid van een verandering van mijn rol bij Twynstra Gudde.
Op het PGM Open van 7 februari 2013 hebben we weer een stap gezet in de ontwikkeling van ons vak. Met veel genoegen heb ik donderdag in De Fabrique rondgelopen, tussen 350 collega’s.
Dankzij de vele gesprekken, talks, twisters en reacties heb ik het gevoel dat we in twee jaar veel bereikt hebben. Het totaalbeeld (wat je als verstandige programma-freak zou moeten hebben) is voor mij als deelnemer gefragmenteerd. Mij blijft de uitroep van Mark Geljon erg bij: “Ik ben een programma-man!”
Op de PMI summit hebben Hans Licht en ik een presentatie gehouden over ontwikkelingen in het vakgebied programmamanagement in Nederland. Om te beginnen hebben we de ruim 40 deelnemers gevraagd welke van acht competenties zij het meest belangrijk vonden voor programmamanagers. Opvallend daarbij was dat vaardigheden als planning en control, directief leiderschap, en het opleggen van oplossingen in grote meerderheid overschaduwd werden door competenties als kunnen wisselen van perspectief op het programma, inleven in andere mensen, en energie creëren in maatschappelijke of organisatorische systemen.
Met Jo Bos en Hans Licht vorige week doorgepraat over de stand van zaken in programmamanagement. Mijns inziens zijn we de puberteit wel enigszins voorbij. We hoeven niet meer te twijfelen over ons bestaansrecht: met programma’s werken we duidelijk aan een onderscheiden klus van projecten enerzijds en reguliere operationele taken anderzijds.
Vorige week heb ik met Jo Bos een interessant gesprek gevoerd over de state of the art in programmamanagement. Samen hebben wij dit weblog geschreven.
Wij zijn het erover eens dat sinds het begin van deze eeuw het vak van programmamanagement een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt. Voor ons wordt dat op dit moment het beste uitgedrukt met het trefwoord “verbreding”: programmamanagers en hun helpers hebben te maken met erg veel context. Verandering, beïnvloeding, samenwerking buiten de eigen organisatie zijn de gebieden die van die verbreding deel uit maken.
Er bestaat een neiging om van verandertrajecten te roepen dat men die als proces aanpakt. Daarmee probeert de spreker aan te geven dat hij zich realiseert dat het bij verandering om meer gaat dan het invoeren van een nieuw systeem of het bouwen van een nieuw kantoor. Hij weet dat de aanpak van een project niet voldoende is. Dat scheelt want zojuist trof ik op internet de volgende tekst aan “Onze projectmanagers zijn in staat complexe projecten en programma’s te leiden in een omgeving waarin meerdere partijen en belangen meespelen en zij weten de dynamiek binnen hun projecten te beheersen.” Dat is de verwarring ten top.
Een collega van mij, Manon Ruijters, is lector ecologie van het leren geworden bij een hbo instelling. In haar inaugurele rede heeft zij haar gedachten rond haar thema uiteengezet. Een van de onderzoeksgebieden betreft het collectief leren in projecten en programma’s: hoe kunnen we zorgen dat projecten niet alleen gelegenheid, maar ook ruimte geven voor leren en ontwikkelen? En welke betekenisvolle rol kan een programmaleider daarbij spelen? Het is interessant dat Ruijters programma’s en projecten als studieobject heeft uitgekozen. In dat soort omgevingen spelen veel factoren een rol waarvan ik er enkele noem, omdat ik denk dat die al meteen leiden tot observaties over de rol van de programmaleider.