“Programmasturing is een vak!” Deze uitroep doet Philippe Raets, de gemeentesecretaris van Rotterdam in de leidraad die Hans van der Heijden en zijn collega’s hebben opgesteld voor programmamanagement. Geen mooier moment voor mij om zoiets in handen te krijgen.
Juist gisteren hebben ruim 50 geïnteresseerden in programmamanagement de toekomst van dit vak verkend tijdens een speciale bijeenkomst ter gelegenheid van een verandering van mijn rol bij Twynstra Gudde.
Initiatieven in de samenleving versterken
In een compact boekje plus elektronische versie wordt de werkwijze van programmamanagement praktisch ontsloten. Het mooie van de de Rotterdamse standaard (helaas, het woord zet de kritische professional op het verkeerde been) is de nadruk op de mens. Taal is noodzakelijk, het mensenwerk bepaalt succes of falen. De gemeentesecretaris nog een keer: ”Programmasturing helpt bij de externe oriëntatie. Het is een middel om flexibel en effectief te reageren en te anticiperen op externe ontwikkelingen en veranderingen. Waardoor we beter in staat zijn om in te spelen op de uitdagingen van de stad die ons vragen om heldere keuzes en gedurfde oplossingen. Met programmasturing kunnen we initiatieven in de samenleving versterken en versnellen en samen werken aan resultaat.”
Persoonlijkheid van de programmamanager centraal
Wat mij opvalt is het hoofdstuk over het vak: dat is echt het nieuwe van deze publicatie. Daarin stellen de auteurs de persoonlijkheid van de programmamanager centraal. Dat betekent dat je voor jezelf nagaat hoe je tegenover het programma staat en of je overtuigingen, vaardigheden en gedrag bij deze opgave passen. Impliciet staat daar dus dat het antwoord op die vragen negatief mag zijn: het past niet. Dus organisatie: ga op zoek naar een ander. Zonder schade voor de weigeraar. Dat zou heel goed passen in een organisatie die niet verticaal, maar horizontaal wil beïnvloeden.
Scheppen, denken, motiveren en realiseren
Ook interessant is de formulering van vier competentie-gebieden: scheppingskracht, denkkracht, motivatiekracht en realisatiekracht. Dit viertal zou beantwoorden aan mijn behoefte om niet alle competenties tot in decimalen achter de komma te willen definiëren, maar erop te vertrouwen dat het met deze vier begrippen wel in orde komt. Zolang de programmamanager ervan overtuigd is dat hij goed past bij de opgave.
Meer hoofdlijnen, meer vertrouwen
Ik hoop dat de Rotterdamse auteurs vanuit hun overtuigingen een bijdrage gaan leveren aan de “onttechnocratisering” van de certificering van de rol en daarmee aan de “globalisering” van het vak van programmamanager. En met globalisering bedoel ik dan niet dat het oppervlakkiger moet worden wat helaas maar al te vaak voorkomt, maar globaler en meer op hoofdlijnen. Minder control en wantrouwen die leiden tot alsmaar meer specificaties, meer vertrouwen en beïnvloeding die leiden tot ruimte en creativiteit.