Procesdirecteur als liaison

“Nee, we hebben geen opdrachtgever”, zegt de programmamanager. “We hebben een procesdirecteur.”  We zitten even met de ogen te knipperen, omdat zo’n opmerking indruist tegen de algemene wijsheid die in project- en programmaland geldig is: er zij een opdrachtgever voor een programma, anders heb je een probleem. Het was dus even wennen, toen we deze week in het open seminar (PGM) vertegenwoordigers van het programma Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA) spraken.   

Los van dienst

Na enig doorvragen bleek dat het programma wel degelijk een opdrachtgever heeft: wethouder Asscher. Daarmee kwam meteen een belangrijk kenmerk aan het licht: KBA opereert geheel los van de staande organisatie, in dit geval los van de dienst maatschappelijke ontwikkeling. De programmamanager is wel afkomstig van deze dienst, maar werkt bijna rechtstreeks onder de wethouder. De procesdirecteur vormt de liaison tussen de manager en de wethouder.

Feitelijk blijkt in dit geval een strikte scheiding te zijn gecreëerd tussen het operationele proces van kwaliteitsverbetering in een verzameling lagere scholen en het politiek-bestuurlijke proces van geven en nemen, verleiden en dreigen tussen wethouder en de schoolbesturen. De programmamanager vindt dit wel prettig, omdat zij zoals de deelnemers noteerden, de “good girl” kon spelen, terwijl de procesdirecteur, gesteund door de wethouder, de “bad guy” deed. Ook eventuele problemen met geld worden direct in de prioriteitenstaf met de wethouder opgelost, vaak ten koste van de reguliere activiteiten. 

Succes?

Voor de deelnemers was het opvallend dat het moeilijk was de doelen eenduidig uit de gesprekken met de programmamanager, een projectleider en de procesdirecteur te distilleren. Ook de criteria om te kunnen beoordelen of het programma een succes is, kunnen zij niet eenduidig vaststellen. Dat maakt het huns inziens moeilijk te beoordelen of de middelen die aan het programma worden besteed wel doelmatig worden aangewend. Het lijkt erop of het doel de middelen heiligt. 

Sterk aan het programma vonden de deelnemers dat er goede mensen aan het programma werkten en dat ook erkende experts werden ingezet om de scholen te ondersteunen. Een belangrijke vraag moet echter nog opgelost worden. De uiteindelijke verbetering van het onderwijs moet in de scholen tot stand komen. Nu is er een soort buitenboordmotor in het programma, waar de scholen een beroep op kunnen doen. Maar hoe borg je de uiteindelijke verbeteringen in alle scholen? 

Borging

Terecht staat het programma los van DMO, omdat dat uiteindelijk geen taak is van de gemeente, maar van de scholen zelf. De borging zal derhalve moeten komen van een gemeenschappelijke organisatie van die scholen. Daar zal de energie van het KBA-programma in de nabije toekomst aan gewijd gaan worden. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.