Programma’s hebben veel aan concrete doelen. Voorbeeld: 10 percent hogere klanttevredenheid op 1 januari 2010. Daar gruwden bestuurders van die ik deze week sprak. “Dat leidt tot allerlei cijferfetisjisme. We krijgen allerlei accountants en externe onderzoekers op bezoek. Daar schieten we niets mee op.” Als je op deze manier doelen gaat concretiseren en meetbaar maken, dan verhoog je de smart bij professionals (leraren in het voorbeeld van deze week) op een onaanvaardbare wijze. Zo jaag je ze de gordijnen in!
Ja, als het meten en cijfers najagen een doel op zichzelf worden, spoel je het kind met het badwater weg. Professionals gedijen het best als je ze veel ruimte geeft om hun vak uit te oefenen. Programmamanagement gaat echter ook om het bewust nastreven van gewenste effecten. Vanuit dat perspectief moet inzichtelijk worden wat de bijdrage feitelijk is van allerlei professioneel verantwoorde inspanningen. Daarom moet af en toe de vraag worden gesteld: Helpt het wat we doen? Het heeft geen zin allerlei acties te doen bijvoorbeeld in het onderwijs, als het effect nihil is. Dat is zonde van tijd en aandacht.
Bij professionals zou je het meten van inhoudelijke voortgang nauw kunnen laten aansluiten bij de manier van werken in de sector. In het onderwijs willen de werkers graag leren (mag ik aannemen, want dat is hun vak). Laat ze dan in teams elkaars scholen bezoeken. Deze onderlinge uitwisselingen, vakkundig en transparant vastgelegd, zouden dan kunnen dienen als inhoudelijke voortgangsrapportage.
Dit vergt wel vertrouwen van de professionals in elkaar, maar ook vertrouwen in bijvoorbeeld een onderwijsinspectie of ministerie. Iemand moet de eerste stap doen. Laat de scholen een initiatief nemen! Dan laten ze aan de belangrijkste financier zien dat meten kan, maar met verstand.