In Amsterdam is de Programma Societeit Amsterdam opgericht. Dit is een groep van ongeveer 30 programmanagers in overheidsdienst die in het Amsterdamse regelmatig bijkomen om over het vak ervaringen uit te wisselen. Ik had het genoegen met deze nieuwe groep vakgenoten van gedachten te wisselen over de hoofdkenmerken van programma’s.
We waren het er snel over eens dat het vak zich inderdaad laat onderscheiden van dat van de projectmanager: het verschil is meer dan één of twee salarisschalen. De programmamanager moet op strategisch niveau met lijnmanagers over de doelen kunnen praten en wat daarvoor nodig is. Zij moet ook alle projecten en andere activiteiten overzien en beoordelen of dit de juiste inspanningen zijn. In voorkomende gevallen zal zij ook de opdrachtgever zijn voor deze inspanningen.
De crux zit hem voor Amsterdam in de “bestuurlijke” omgeving. Net als in veel andere gemeenten is het bijna onmogelijk één persoon te vinden die een integrale beslissing wil, kan en vooral mag nemen, zowel op ambtelijk als op politiek niveau. Dat leidt tot een wildgroei van stuurgroepen, regiegroepen, focusgroepen en wat dies meer zij (zie ook mijn eerdere bijdrage getiteld “Een gebruiker is geen opdrachtgever”). De opgave van de programmamanager is dan daaruit de lijnen te halen. Dat vergt veel kwaliteiten van de programmamanager zoals luisteren, diplomatie, duwen, trekken, doordrukken en meebewegen: topsport op ambtelijk-bestuurlijk niveau. Een goede reden voor de Amsterdamse programmamanagers om de koppen bij elkaar te steken. Door verder te professionaliseren kunnen zij zichzelf vaardiger maken. Dit kan dan ook leiden tot slankere en efficiëntere commissies en adviesgroepen en tot besluitvaardiger opdrachtgevers.
Het verschil tussen project- en programmamanager is dus meer dan een schaal: het gaat ook om het niveau.